Geschiedenis
In 1883 richtte de Duitser Wilhelm baron Wolff von Gudenberg[1], die het ambacht had geleerd bij De Porceleyne Fles, in de Boekhorststraat de N.V. 's-Gravenhaagsche Kunstaardewerkfabriek op, met als doel om blauw en gekleurd Oud Delfts aardewerk na te volgen.[2] In 1884 verbond Th.A.C. Colenbrander zich als artistiek leider aan de fabriek. De ontwerpen die hij maakte waren revolutionair. De producten uit die tijd gelden nog steeds als hoogtepunten in de Nederlandse aardewerkindustrie.
In 1885 verhuisde het bedrijf, ten gevolge van klachten door overlast, naar de rand van Den Haag, de Zuid-Buitensingel, later Buitenom geheten. In 1887 kreeg het bedrijf de naam N.V. Haagsche Plateelbakkerij Rozenburg, naar de naam van de vervallen buitenplaats Rozenburg. Na het vertrek van Wolff von Gudenberg in 1889 werd kolonel b.d. Willem Joannes Julius Docters van Leeuwen aangesteld als waarnemend directeur. De fabriek wist pas onder directeur Alexander Vosmaer (1866-1944), die in 1892 aan het roer kwam te staan, in 1894 voor het eerst zonder verlies te draaien. Na de moeilijke eerste periode werd in 1895 J. Jurriaan Kok als directeur benoemd. Zowel de keramische kwaliteit als de decoraties werden beter. Deze decors waren levendiger, met vogels, vissen, soms in combinatie met bloemen, dit in tegenstelling tot de voorgaande donkere bloemendecors.
Een nieuw hoogtepunt was de ontwikkeling van het eierschaalporselein. Dit is een zeer dun soort aardewerk. Met de productie werd in 1899 begonnen. Dit porselein werd voor het eerst tentoongesteld op de wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs. De belangstelling was enorm, en verschillende musea gingen over tot aankoop.
In 1913 verliet Jurriaan Kok het bedrijf. Nadat in 1914 de Eerste Wereldoorlog was uitgebroken, kwam de productie tot stilstand in 1916 en volgde de opheffing in 1917.
Rozenburg-aardewerk is een wereldwijd zeer geliefd verzamelobject. Daardoor worden er forse prijzen voor betaald.
(Vrij naar Wikipedia)