Opgeleid als edelsmid en medailleur is hij afwisselend ciseleur, graveur, médailleur en beoefent uiteindelijk ook het vak van laqueur.
Tijdens zijn leven realiseert hij meer dan 3600 kunstvoorwerpen op basis van zilver, koper, messing en "nieuwzilver" die hij decoreert met gekleurde en gepatineerde geometrische motieven.
Buiten zijn metaalbewerking creëert hij ook medailles, sculpturen,en enkele schilderijen die hij echter niet exposeert.
Na de eerste wereldoorlog keert hij terug naar Parijs waar hij werkt met grote decorateurs als Jean Dunand, bij wie hij leert de bewerking van louter metaal weer gewild te maken bij het publiek. In 1920 keert hij terug naar Lyon, waar hij een altelier betrekt in quartier de la Croix-Rousse.
Al gauw exposeert hij in de plaatselijke salon, en zijn werk wordt snel opgemerkt door liefhebbers en plaatselijke pers, en spoedig verwerft hij zich een plaats tussen de grote decorateurs waaronder Emile Jacques Ruhlmann en begint te exporteren naar Amerika.
Tentoostellingen volgen in New York, Boston, Chicago, Athene, Bucarest, Milaan, Praag, Montréal en Sydney. Hij zal via de "Exposition internationale des Arts décoratifs et industriels modernes" in 1925 uitgroeien tot een van de belangrijkste Art Deco kunstenaars.